God redt bedelaars
Openbaring 20:11-21:9.
-
“Het is
geschied. Ik ben de alpha en de omega, het begin en het einde. Ik zal de
dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet”. Openbaring
21:6.
Als Jezus zegt dat deze woorden betrouwbaar en waar
zijn, mag niemand zijn woorden over het oordeel en werken symbolisch
verstaan. Met die woorden waarschuwt de Here Johannes. Dat geldt ook als de
aarde en hemel vluchten voor de hoge majesteit van Jezus. De vlucht van
hemel en aarde komt overeen met de woorden van de profeet Jesaja over de dag
des Heren. “Want zie,” zegt Jesaja 66: 15, “de Here zal komen als vuur, en
zijn wagens zullen zijn als een storm, om zijn toorn te openbaren in gloed
en zijn dreiging in vlammen.” Zoals het kruis van Jezus getuigde van
verlorenheid en schuld van iedereen zonder Verlosser, precies eender doet
het vuur bij de wederkomst. Gods vuur toont zijn toorn over de zonden van
alle mensen!
Verder ziet Johannes de doden, de groten en kleinen met
lichaam en ziel voor de troon staan. Daar ze zijn opgestaan, kan men weten
wie deze doden zijn. Want volgens de apostel Paulus in I Thessalonicenzen
4:16 gebeurt de opstanding in een bepaalde volgorde. Als eersten zullen
opstaan die in Christus gestorven zijn. Vervolgens de dan levende gelovigen.
Die volgorde betekent dat de doden die Johannes voor Gods troon ziet staan,
de opgestane en opgenomen gelovigen zijn:
-
“En ik
zag een groten witten troon en Hem, die daarop gezeten was voor wiens
aangezicht de aarde en de hemel vluchten, en geen plaats werd voor hen
gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor den
troon”.
Jezus zal als Rechter elke opgestane dode door twee
verschillende boeken oordelen op zijn werken. In het ene boek staan de
werken van ieder mens als getuigen, maar ook bij het boek des levens gaat
het om de werken. Wie hier zoekt naar “het geloof” als criterium, wordt
teleurgesteld. Hoewel er geoordeeld wordt door wat in twee boeken staat aan
werken, is het boek des levens beslissend. Alleen die gelovigen worden
gered, wiens werken in het boek des levens staan:
-
“en er
werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des
levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken
geschreven stond, naar hun werken”.
Dat Johannes vervolgens de doden ziet die uit de zee
opstaan en de doden uit de dood en het dodenrijk, komt overeen met de
volgorde van de apostel Paulus. De volgorde van christenen eerst, betekent
dat de doden uit de zee, uit de dood en uit het dodenrijk in die volgorde
daarna opstaan. Want ook alle verdoemden krijgen bij de opstanding een
onsterfelijk lichaam! Doch daar “zee” niet de schuilplaats van zielen is,
maar van het beest, dient “zee” hier in figuurlijke zin worden gelezen. De
zee is in figuurlijke zin de wereld en haar begeren. De doden uit “de zee”
zijn volgelingen van het beest, dat in de eindtijd opkomt uit de zee. Het
beest van democratie, waarbij alles draait om steeds méér geld en goed en
zelfverwerkelijking. Zie hoofdstuk 28:
-
“en de
zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de
doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld een ieder naar zijn
werken”.
Alle doden worden door Jezus geoordeeld door twee
boeken als onvervalste getuigen. Daarbij zijn de werken doorslaggevend of
iemand deel krijgt aan Gods Koninkrijk. Doch wie niet in het boek des levens
vermeld is, komt met lichaam en ziel in de hel met de duivel en zijn
engelen. De tweede dood is met het opgestane lichaam de hel verdienen:
-
“En
wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des
levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. En de dood en het
dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dit is de tweede dood, de
poel des vuurs”.
Als het oordeel voorbij is, zijn ook de eerste hemel en
de eerste aarde verdwenen. Ook de zee is dan niet meer. Geen “zee” , die als
voormalige woonplaats van de doden in figuurlijke zin moet worden verstaan,
betekent dat in de hel geen wereldse begeerten zijn noch roem en eer.
Verder daalt een nieuw Jeruzalem door God gemaakt met
hemelse materialen op de nieuwe aarde neer. Doch alleen gelovigen, die
werken deden en beschreven staan in het boek des levens, krijgen toegang tot
de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, zoals Jesaja 65:17 beschrijft. Dan zal
God bij de mensen wonen, zoals de Here in het Paradijs met Adam en Eva
omging:
-
“En ik
zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de
eerste aarde waren voorbij gegaan, en de zee is niet meer. En ik zag de
heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalen uit den hemel, van God,
getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een
luide stem van den troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en
Hij zal bij hen wonen en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij
hen zijn”.
Verder doet de Here op de nieuwe aarde en de nieuwe
hemel de dingen “telkens” nieuw zijn. Altijd nieuw zijn betekent: het nieuwe
gaat er nooit af, zoals in onze wereld het geval is:
-
“En Hij
die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw”.
Hierna wordt duidelijk waarom dit gezicht begint met
het oordeel, en Johannes dit moet opschrijven. Want de woorden “Het is
geschied” verbinden niet alleen het oordeel met de volgende woorden, maar
onthullen ook dat de Rechter die dit zegt dan het oordeel uitvoert. Want
Jezus zegt als Rechter “Ik ben de alpha en de omega, het begin en het
einde”. Met die woorden stelt Jezus zich als Rechter op één lijn met de
Gekruisigde in de weg van het heil. Jezus' woorden, “Ik ben de alpha en de
omega, het begin en het einde” meteen na het oordeel, verbinden het oordeel
als eindpunt aan zijn kruisdood als het begin. Want als het oordeel het
einde is (het is geschied) van het verlossingswerk van Jezus, dan is zijn
kruisdood het begin.
Daar Jezus zich in dit gezicht behalve als Rechter bij
het oordeel ook als de Gekruisigde presenteert, wijst op een zeer ernstig
gevaar in de eindtijd. Jezus heeft zich in het vlees aan het kruis aan de
schuldige mens gelijkgesteld, om de mens op de meest krachtige wijze zijn
verlorenheid en schuld te tonen. Het kruis spreekt niet alleen van
verzoening voor zondaren, maar ook zo sterk mogelijk van ons vastgelopen
zijn in de zonde. Het kruis van Gods Zoon toont iedereen zeer krachtig dat
hij van zichzelf de hel verdient. Het kruis van de Zoon van God heeft
derhalve een dubbele functie en betekenis. Dat Jezus vanaf de grote witte
troon zich behalve als Rechter ook als Gekruisigde presenteert, onderstreept
de ernst van de dodelijke schuld en de echtheid van eeuwige verlorenheid.
Kerken zijn dan als Laodicea, die menen behouden te zijn door het verzoenend
sterven van Jezus. Maar ze willen er niets van weten dat het kruis als
eerste toont dat de mens voor het heil een bedelaar is!
De kruisgang van Gods Zoon wil eerst overtuigen van de
echtheid van onze verlorenheid! Beide de kruisdood en het oordeel moet
christenen de ernst van hun schuld inprenten. Jezus toont het oordeel om
elke gelovige te leren de Here te blijven bidden om vergeving. Dat zijn “de
werken” waardoor een gelovige bij het laatste oordeel wordt vrijgesproken!
Het weet hebben van de zonden door het kruis en het oordeel blijkt ook uit
het vervolg. Want de Here zegt niet “Ik geef elke gelovige uit de bron van
het levende water.” Evenmin geeft Hij elke dorstige van het levende water.
Neen, Ik zal geven aan een ieder die blijft dorsten. Dat betekent dat
iedereen die in de hoop van het eeuwige leven in leven en sterven, tot zijn
dood door kennis van zijn dodelijke schuld altijd blijft dorsten naar
verzoening met God.
Wie weet heeft van de schuld, die de kruisdood van
Christus en het laatste oordeel uitbeelden, leert te blijven dorsten naar
het verzoenende bloed van Jezus. Blijven bidden om vergeving zijn “de
werken” op grond waarvan Gods Zoon de mens zal oordelen en vrijspreken. Het
levenslang dorsten tot het einde, bekrachtigt de Here met de woorden: “wie
overwint zal deze dingen beërven”. Overwinnen is tot de dood toe blijven
dorsten naar het heil door Jezus!
Hiermee geeft de Here niet alleen te kennen hoe Hij bij
de wederkomst zal oordelen, maar ook welke werken gelovigen moeten doen.
Hoewel Hij het levende water om niet geeft, geeft Hij het alleen aan hen die
blijven “dorsten,” naar gerechtigheid, omdat ze hun onbetaalbare schuld
kennen. Hoe nodig dit gezicht is leren de kerken, die onderscheid maken
tussen ware bekering en dagelijkse bekering, alsof zij reeds deel hebben aan
het heil.
De Here geeft het levende water ook niet aan
christenen, die op basis van de verkiezing afwachten of zij deel krijgen aan
Gods heil. Maar allen die blijven dorsten en smachten naar het levende water
en Jezus elke dag bidden om vergeving, doen de genoemde vereiste werken.
Jezus' woorden komen geheel overeen met wat de catechismus in Zondag 44 en
45 leren.
Kortom, blijven dorsten naar levend water doet hij die door de kruisdood van
Gods Zoon zijn persoonlijke schuld kent, en Jezus dagelijks bidt om
vergeving. En ook bidt om de genade van de Heilige Geest voor een nieuw
hart.
Door dit gezicht waarschuwt de Rechter voor alle
kerkelijke verleiders in de naam van Jezus. Vele kerken verzwijgen heden dat
de Here zal oordelen op grond van genoemde werken. Het lijkt troostvoller
beloften of verkiezing aan een “lauw en onbekeerd” christendom te prediken!
Maar deze betrouwbare en waarachtige woorden van Jezus over “de werken”
haalt een streep door de leer van kerken, die hun behoud baseren op geloof
in de beloften van Gods verbond, terwijl toe-eigening van het heil als
werken uit de boze is.
Ook de leer van kerken, die hun redding baseren op Gods
verkiezende genade komt niet overeen met de woorden van de Here over de
werken van een “dorstige”.
Hoe werkelijk de Here de genoemde werken van de mens
bij het heil betrekt, betoont Hij aan het eind van zijn waarschuwing:
“Alleen wie overwint zal het Koninkrijk Gods beërven”. Overwinnen kan echter
alleen in Gods kracht en door de kruisverdiensten van Jezus. Tegelijk leert
de Here dat het levende water of heil niet wordt verdiend, maar “gegeven als
een geschenk” door God. De grote nadruk die de Allerhoogste hier legt op het
woord “Ik” onderstreept hoe het heil door Hem als een geschenk wordt gegeven
zonder enige verdienste. Doch daarbij moet de Here gebeden worden als de
alpha en de omega, het begin en het einde:
-
“En Hij
zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak
tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het
einde. Ik zal den dorstige geven uit de bron van het water des Levens, om
niet. Wie overwint zal deze dingen beërven, en Ik zal hem tot een God zijn
en Hij zal mij tot een zoon zijn”.
De twee boeken als getuigen maken het onmogelijk hier
en nu te zwijgen over de eeuwige gevolgen van geloof zonder de werken. De
twee getuigen van Jezus zijn onverbiddelijk. Daarom wordt van allen die
verloren gaan, de kleingelovige het eerst bij de naam genoemd. Wat de NBG
heeft vertaald met lafhartigen, noemde Jezus kleingelovigen in Mattheus
8:26.
Gods Zoon op zijn troon zal straks iedereen in “de poel des vuurs” werpen,
die de genoemde werken niet op zijn naam heeft staan. Deze verbanning treft
elke kleingelovige net zo goed als ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars,
hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en leugenaars. Kortom, de
kleingelovige “is” niet gered, want de bedelaar die weet heeft van
zijn schuld en daarom volhardt in gebed in de hoop van het eeuwige leven, “wordt”
gered:
-
“Maar de
kleingelovigen (RHK), de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de
hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun
deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood”.
Uit het voorafgaande blijkt dat de tranen om iets
anders vloeien dan veelal wordt gedacht. Het zijn de tranen van berouw om de
zonden en de dreiging van de hel, die God zal uitwissen:
-
“en Hij
zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn, noch
rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen
zijn voorbijgegaan”.
Maar Hij die de dood inging
en overwon, zal elke dorstige die zijn schuld belijdt, te drinken geven:
- “Ik ben
de alpha en de omega, het begin en het einde”.