Niet de paus, maar Jezus regeert
-
“Aan de engel van de gemeente van Thyatira. En wie overwint en mijn werken
tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen”.
Openbaring 2:26.
Bij de vorige brieven waren de bijzonderheden van de
stad “een gevaar” dat van buiten de Kerk kwam. De brief aan de engel van de
gemeente van Thyatira eindigt niet als de eerste drie met de woorden: “Wie
overwint..”. De verplaatsing van die woorden naar het midden van de brief
betekent dat het gevaar niet meer van de Satan en de wereld komt, maar van
de Kerk! Om het gevaar te kennen, moeten we ook nu weer letten op de
omstandigheden van de stad. De stad Thyatira stond destijds alom bekend om
zijn gilden systeem. Dit is een systeem van maatschappelijke standen, die
hoger is bij meer verantwoordelijkheid. De gilden kennen drie rangen of
standen: leerling, gezel en meester.
Bij de vorige brieven is gezegd dat de plaats van de
stad in de reeks van zeven de tijd aanduidt, wanneer de brieven op de Kerk
van toepassing is. Welnu, het gilden systeem zet de tijdsklok van deze brief
in de middeleeuwen. De gilden uit de stad Thyatira zijn na duizend na
Christus in Europa ingevoerd. Eerst in Italië, toen in Frankrijk, Duitsland
en Engeland.
Het systeem van de gilden, die de handwerklieden indeelde in standen,
veranderde in de middeleeuwen de ambten in de Kerk. De kerkelijke ambten
priester en bisschop kregen onder invloed van de gilden een andere publieke
waardering. Door de gilden kreeg een bisschop meer publieke waardering dan
een priester.
Wij vinden in onze cultuur met het streven naar steeds
meer welvaart een grotere waardering voor een hoger ambt vanzelfsprekend,
maar dit was in de vroege Kerk niet gebruikelijk. Het kwam door de gilden
waardoor het ene ambt meer gewaardeerd werd dan het andere. Juist de gilden
inspireerde de bisschop van Rome zich tot hoofd van de Kerk te verheffen.
Daarom doelt Jezus met de vrouw Izebel op de paus, die in de middeleeuwen
eerst de geestelijke, maar later ook de wereldlijke macht zocht en
nastreefde. Daar de Here de paus op één lijn zet met de vrouw Izebel,
veroordeelt Hij niet alleen zijn positie, maar Hij duidt het pausdom ook als
een gevaar voor de Kerk. Dat leert ook de veroordeling van iedereen die de
paus erkent, en hem laat begaan:
-
“Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon en uw volharding
en uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste. Maar Ik heb tegen u,
dat gij de vrouw Izebel laat begaan”.
En de geschiedenis toont het gevaar van het pausdom.
Want het pausdom en zijn leer leidde in 1054 na Christus tot de eerste
definitieve scheuring tussen de Oosterse en Westerse Kerk.
Want niet koningin Izebel, maar de “vrouw Izebel” verleidt Gods knechten, om
te hoereren. De vrouw Izebel liet Naboth doden in naam van koning Achab.
Deze vrouw schreef een brief naar de oudsten met het koninklijke zegel. Zo
deed Izebel alsof zij koning was in Israël. En dezelfde onwettige daad van
Izebel is het werk van de bisschop van Rome in de tijd van Thyatira. Evenals
de vrouw Izebel maakte de bisschop van Rome zich tot het hoofd van de Kerk
en de koningen. Daarmee verdrong de paus Jezus als hoofd van de Kerk en de
wereld.
Vanaf de middeleeuwen onderwijst niet Jezus door zijn
woord en Geest zijn knechten, de priesters, maar de vrouw Izebel, de paus
van Rome. Dat is begonnen door paus Leo IX. Hij was de eerste paus die een
geestelijke (Berangerius) veroordeelde, die bezwaar maakte tegen de leer
over het veranderen van brood en wijn in het lichaam van Jezus bij het
Heilig Avondmaal:
-
“Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt dat
zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren
en afgodenoffers te eten”.
Echter, niet alleen heeft de bisschop van Rome zich tot
hoofd van de Kerk en de wereld verheven, de paus heeft zich ook het
alleenrecht van het verstaan van de Bijbel toegeëigend. En als de vrouw
Izebel maakte hij het Heilig Avondmaal tot een wondergeloof, waarbij brood
en wijn veranderde in het vlees en bloed van de gekruisigde Christus
(transsubstantiatieleer). Daarom doelt Jezus met hoererij op het eten ven
het misoffer. Want daar het lichaam van Jezus sinds de Hemelvaart in de
hemel is, kan het niet in het Heilig Avondmaal aanwezig zijn. Het is dus in
overeenstemming met de Bijbel, dat het misoffer door de Heidelbergse
catechismus van de reformatorische kerken een “vervloekte afgoderij” wordt
genoemd.
Maar dit liet de Heer der Kerk niet begaan; Hij gaf de paus tijd om zich te
bekeren:
-
“En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren van haar hoererij, maar
zij wil zich niet bekeren van haar hoererij”.
Zodra de opvolger van paus Leo IX het benoemen van
priesters en bisschoppen door leken (koningen) verbood, kwam er hevig
verzet. Vooral Duitse koningen hebben zich toen hevig verzet tegen pausen
met een wereldlijk machtsstreven (Investituurstrijd 1073-1122).
Paus Innocentius III (1198-1216) heeft de macht en invloed geconcentreerd in
het pausdom. Deze heeft de zogenaamde transsubstantiatieleer door een
concilie laten vaststellen (1215). Daarbij schroomde hij niet gebruik te
maken van de inquisitie om tegenstanders uit te roeien.
Die vervolging gebeurde dus niet door de Satan noch de wereld, maar door de
Kerk zelf!
De Godswoorden dat de paus zich niet wil bekeren, wordt
door de geschiedenis van de Kerk in de 11e tot de 13e
eeuw bevestigd. Sindsdien volgden de priesters de uitleg en leer van de paus
in plaats van zich te laten leiden door Gods Woord en Geest. Hierdoor kwam
de leer van de Kerk in strijd met Gods Woord.
Maar deze brief aan de engel van Thyatira onthult des
Heren hand in de strijd tegen het pausdom, die zonder bekering zou uitmonden
in vele doden door een vreselijke pestziekte. De Here laat niet varen de
werken van zijn handen. Bij het aantreden van paus Bonifatius VIII
(1294-1303) leek het erop dat het pausdom onder zijn leiding het hoogtepunt
tegemoet zou gaan. Echter, hij heeft de ineenstorting van het pausdom
voorbereid.
Zijn plotselinge dood twee weken na zijn gevangenneming door koning Philips
IV betekende een definitieve mislukking van de politieke aspiraties van de
paus! De Here heeft de betreffende paus op het ziekbed geworpen en de
priesters, die zich niet bekeerden in grote “verdrukking” gebracht. De
plotselinge dood van Bonifatius VIII die alle macht over Kerk en staat naar
zich toetrok, ontnam de paus voorgoed zijn wereldlijke macht. Des Heren
strijd tegen de clerus (paus en priesters), bewijst zijn betrokkenheid bij
de Kerk:
-
“Zie Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven,
breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken
bekeren”.
Door zijn vreselijke ingrijpen vooraf bekend te maken,
toont Jezus hoe ernstig Hij het vindt, dat de paus de priesters leert en
verleidt. Het feit dat de Here dreigt “haar kinderen” de dood te doen
sterven, toont dat Jezus zijn geroepenen, die Hij door het kruisoffer
verwierf nooit uit zijn hand en macht laat rukken. Niet de paus, maar Jezus
de almachtige regeert.
Letterlijk één generatie later, dat is 40 jaar na de
dood van paus Bonifatius VIII, heeft de Here haar kinderen wereldwijd de
dood doen sterven. Er is toen een vreselijke builenpest vanuit Azië over
Europa gekomen. In drie jaren tijd van het jaar 1346 - 1349 is een derde
deel in Europa en Azië gestorven aan deze ziekte. De pestziekte die in 1346
begon in India, Mesopotamië en Armenië, wist in drie jaar Engeland te
bereiken. Een dergelijke omvangrijke ziekte met zoveel doden is nooit eerder
noch daarna gebeurd.
Het is derhalve waarschijnlijk dat de Here in de brief
aan Thyatira op deze pestziekte doelde. Daar builenpest letterlijk hart en
nieren aantast, zijn de voorspelde vele doden uit deze brief vast en zeker
door de pestziekte gekomen. Hierdoor ligt het voor de hand bij deze profetie
aan genoemde pestziekte te denken. Daardoor heeft Jezus de gemeenten
geleerd, dat de Here niet gedoogt dat priesters de paus zonder toetsing
kritiekloos volgen. De kerkgeschiedenis leert dat de pestziekte toen door de
gemeenten is ervaren als Gods hand tegen de Kerk:
-
“En haar kinderen zal Ik den dood doen sterven, en alle gemeenten zullen
weten, dat Ik het ben die nieren en harten doorzoek”.
Wie echter Jezus niet verbinden wil met de genoemde
pestziekte, dient te weten dat Jezus de sleutels van de dood heeft en dus de
levensdagen van ieder mens bepaalt, en niet de Satan! Want Hij nodigt en
versterkt alleen hen, die de Satan “niet” bij het doden van “haar kinderen”
betrekken. Daaruit blijkt dat de Satan ten tijde van deze brief gebonden
was. Want Jezus sluit zelfs met nadruk de Satan uit als auteur van de
pestziekte. Daarmee geeft Hij te kennen dat het kwaad dat de mensheid vooral
in Europa trof niet van buiten de Kerk kwam, maar ten diepste door toedoen
van de leiders van de Kerk (de paus en de priesters).
Daarom zegt Jezus ronduit dat de genoemde pestziekte
niet het werk is van de Satan, maar van de Here, Gods Zoon. En Hij wil ook
dat de gelovigen dit als zijn werk zien, en Hem erkennen als Christus en als
Here die de sleutels van de dood heeft. Jezus legt daarmee een directe
verbinding tussen de genoemde pestziekte en de werken van de clerus, de paus
samen met de priesters:
-
“Doch Ik zeg tot u allen, die overigens te Thyatira zijt, en die niet,
gelijk zij zeggen, de diepten des Satans hebt leren kennen. Ik leg u geen
andere last op, behalve dat gij vasthoudt aan wat gij hebt, totdat Ik
gekomen ben”.
De omstandigheden van Thyatira geven te kennen dat het
verplaatsen van de woorden: “Wie overwint..” betekent dat het gevaar voor de
Kerk voortaan uit het midden van de Kerk komt.
Bewaren van de werken van Jezus tot het einde betekent, vasthouden aan zijn
sleutelmacht over de volken tot en met de dag des oordeels. Terwijl zijn
lijden en sterven buiten de stad als de lijdende Christus garanderen, dat
Hij het wereldgebeuren gebruikt ten dienste van de Kerk.
Dit vasthouden is geen vrijblijvende zaak. Want alleen degene die blijft
vasthouden dat de Here de hemel en de aarde regeert, zal straks macht
krijgen over de heidenen. Macht om de heidenen bij de wederkomst van
Christus te verbrijzelen met een ijzeren staf:
-
“Wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht
geven over de heidenen; en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als
aardewerk worden zij verbrijzeld”.
Daar deze en volgende brieven eindigen met de woorden:
“Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt”, is een
waarschuwing de leer te toetsen aan Gods Woord. Een christen mag niet in
blind vertrouwen zonder toetsing de leer van de Kerk aannemen. Die
waarschuwing geldt ook voor leden van een zogenaamde orthodoxe
reformatorische kerk!
De geschiedenis van de kerken leert hoe noodzakelijk
deze waarschuwing is, maar ook hoe gevaarlijk. Daarvan getuigen de
martelaren van de Kerk, die wegens hun terechte kritiek op de leer door de
Kerk zijn vervolgd, gedood of afgezet. Ik denk aan Johannes Hus, Wycliff,
Luther, Calvijn, Hendrik de Cock, Abraham Kuyper en vele anderen.
Tegenwoordig kennen vele christenen Jezus niet als de
Here die hun leven leidt en bepaalt als wordt beschreven. Dat komt omdat
steeds meer kerken niet meer leren en geloven dat de belangrijkste
gebeurtenissen uit het verleden zoals “de schepping” Gods werk is. Wie
echter “de schepping” niet gelooft als Gods werk in zes dagen, krijgt geen
zekerheid over de regering van Gods Zoon. Voor deze is en blijft de
Almachtige een god met een kleine letter:
-
“Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”.
Bewaart daarom al de werken van Gods Zoon tot het einde
toe. Erkent en dient Hem en als Christus en als Here, door de leer te
toetsen en te verwerpen wat in strijd is met Gods Woord.
-
“Wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart,
hem zal Ik macht geven over de heidenen”.
NAAR BOVEN