Zonder bloed geen waarheid en leven
-
“Bedenk hoe gij het ontvangen hebt en gehoord, en bewaar het en bekeer u .
Indien gij dan niet wakker wordt zal Ik komen als een dief, en gij zult
niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen”. Openbaring 3:3.
Terwijl de Here de zeven Geesten, die uitgaat van de
Vader en de Zoon en de zeven engelen heeft, was de Kerk tijdens de brief aan
de gemeente te Sardis dood. De Kerk was toen niet dood door vervolging door
de wereld of listen van de Satan. De Satan komt in deze brief niet voor,
omdat hij toen gebonden was. Zie hoofdstuk 37.
Hoewel de Kerk juist een levendige gemeenschap geleek, er geen vervolging
was door de wereld en de Geest des Heren altijd dezelfde is, was de Kerk
dood.
Ofschoon de Here de Kerk dood verklaart, wordt ze
tegelijk aangespoord het overige die dreigen te sterven, te versterken. Die
oproep geeft aan dat het gevaar voor de Kerk deze keer, evenals bij de
vorige brief, uit het midden van de Kerk komt. Want ook in de brief aan de
engel van Sardis staan de woorden: “Wie overwint..” middenin de brief. De
Kerk kan dus dood zijn, terwijl het naar buiten toe een levende gemeenschap
lijkt.
Voor het antwoord op de vraag hoe de Kerk tot leven komt en versterkt kan
worden, moet men als bij de andere brieven letten op de kenmerken van de
stad. Van de stad Sardis kan men in de dagen van Johannes niets zeggen,
behalve van zijn verleden. In het verleden werd deze stad als hoofdstad van
het Lydische Rijk beroemd, omdat hij zich niet liet veroveren. Sardis was
een onneembare vesting omdat hij op een steile heuvel aan drie kanten
beschermd lag.
En wat van Sardis wordt gezegd, geldt ook voor de Kerk.
Beide hebben een groots verleden. Denkt u maar aan de martelaren uit de tijd
van de engel te Smyrna van de tweede brief. Bij de vervolging van de Kerk
door de Romeinen was het bloed van de martelaren het zaad der Kerk. Zoals de
stad Sardis kon bogen op zijn kracht en daden in het verleden, zo ook de
Kerk. Maar ondanks zijn kracht in het verleden is Sardis later tweemaal
onverwacht veroverd. Die verovering onthult, dat vertrouwen op grote daden
uit het verleden niets helpt in het heden. Goede werken brengen geen
verbinding met Jezus, noch kennis van de waarheid en het leven.
-
“En schrijf aan de engel der gemeente te Sardis: Dit zegt Hij, die de
zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij
de naam hebt, dat gij leeft; maar gij zijt dood. Wees wakker en versterk
het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol
bevonden voor mijn God”.
Om echter anderen te kunnen versterken in het geloof,
moet men weten wat de heilsweg is. Doch omdat zij dood waren, kon niemand in
de Kerk hen dat vertellen. De Kerk was niet dood door vervolging van de
wereld, maar door het verwaarlozen van de waarheid van de schuld én de
genade. Zonder zicht op de schuld blijft Jezus en die gekruisigd op afstand.
De weg en de waarheid en het leven, begint met Gods trekkende genade:
De oproep te gedenken of te herinneren hoe zij het ontvangen (perfectum) en
gehoord hebben (aoristus), is een oproep na te gaan hoe de vroege Kerk het
geloof ontvangen had en gehoord. Na ontvangen moet er gehoord worden. Beide
was in de Kerk van Sardis vreemd goed geworden!
De vroege Kerk leerde dat Jezus heeft gezegd: “Ik ben
de weg, en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door
Mij”. Sardis was vergeten dat God trekt, en de vroege Kerk door Gods genade
van Jezus hoorde: “Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Daar er
zonder bloed geen toegang tot God is, en Jezus de weg en de waarheid en het
leven is, getuigt zijn kruisdood én van de waarheid én het leven. De
heilsweg van Jezus bestaat uit twee dingen: de waarheid en het leven, die
beide door het kruis met elkaar zijn verbonden. In zijn kruisdood getuigt
Jezus van de waarheid, dat allen verloren zijn door zonde en schuld. Als
Gods verkiezing en de schuld wordt geloofd, kan een relatie met Jezus
ontstaan. Want behalve inzicht in de schuld (waarheid) moet de Here gesmeekt
worden om vergeving (het leven)!
Het zien van de waarheid van schuld in het kruis geeft
het bloed van Jezus eeuwige waarde. Want Gods genade verbindt de gelovige
met Jezus Christus als zijn Here en Redder. Want de kruisdood van Gods Zoon
is tegelijk een verzoenend sterven voor iedereen, die gelooft in Jezus en
Hem om genade en vergeving smeekt in zijn bloed!
Gedenken of herinneren hoe de vroege Kerk het ontvangen en gehoord heeft,
staat in een werkwoordvorm (praesens), wat betekent dat men dit telkens moet
blijven gedenken. Want men moet het bewaren en zich ook bekeren. Bekering is
kennis van de schuld, en in geloof en navolging smeken om Gods genade in het
bloed van Jezus:
-
“Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en
bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief”.
Terwijl de hele Kerk verzoening met God in goede werken
zocht, vond Luther daarin geen rust voor zijn ziel. Hij vond pas rust als
bedelaar in het verzoenend sterven van Jezus, nadat hij de waarheid van zijn
schuld in het kruis leerde kennen. Dat deed hem zoeken naar Jezus.
Zodra hij rust vond in Gods Woord kwam hij in verzet tegen goede werken als
middel tot rechtvaardiging en verzoening. En Calvijn en Zwingli deelden het
verzet van Luther. De verwijzing van de brief aan de engel van Sardis naar
enkele “persoonlijkheden”, die hun klederen niet bezoedelden door hun
werken, duidt ongetwijfeld op “de Reformatoren. Daarmee geeft deze brief
aan, dat “personen” moet worden toegepast op de Reformatoren:
En de geschiedenis laat zien dat Luther en Calvijn de
verzoening (rechtvaardigmaking) door Gods genade vonden in het getuigenis en
bloed van Jezus Christus. De lijfspreuk van de Reformatoren was immers:
“alleen door genade, alleen door de Schrift en alleen door geloof”. Zij
brachten niets nieuws, maar de Drie-enige God van de vroege Kerk weer op de
kansel. Zij wandelden samen met Jezus, doordat zij Gods genade en de schuld
centraal stelden in de weg en de waarheid en het leven. En dat Jezus
als het Lam Gods een Koninkrijk van toegewijde priesters maakt, die in de
kracht van Jezus goede vruchten zullen voortbrengen.
Het was Gods genade die de Reformatoren aan de voeten
van Jezus bracht. Door inzicht in Gods trekkende genade en de waarheid van
de schuld, maakte het verzoenende bloed van Jezus hen tot zijn navolgers.
Daardoor wandelen zij van gelijke waarde met Jezus: De Reformatoren hebben
niet iets nieuws gebracht, maar herontdekt dat de vroege Kerk door de schuld
Gods soevereine verkiezing serieus nam. Hierdoor fundeerden zij het heil
door het verzoenende sterven van Gods Zoon op Gods rechtvaardigheid en
waarheid.
Het was in 1517, toen Luther met zijn 95 stellingen de
heilsweg van de Kerk door middel van goede werken afwees. Zijn optreden was
volgens deze brief door de Here reeds geprofeteerd! Luthers gang naar de
vroege Kerk bracht Gods genade en de betekenis van de kruisgang van Jezus in
het volle licht. Daarom vond Luther geen rust voor zijn angstig hart in zijn
pelgrimstocht naar Rome, de oude hoofdstad van het vroegere Romeinse Rijk.
Hij moest de levendmakende Geest missen, omdat hij behoud zocht in goede
werken en niet in Gods verkiezende genade en het bloed van Jezus. Jezus is
niet gekomen om rechtvaardigen te redden, maar bedelende zondaren die de
Vader Hem gegeven heeft! Mensen die en de waarheid van hun verlorenheid
kennen, en het leven!
Daar schortte het toen aan in de Kerk. De goede werken verzachten niet
alleen het kruis, maar schuiven Gods genade en de waarheid van de schuld als
onbelangrijk ter zijde. Hierdoor moest de Here de hele Kerk, haar leiders
(het pausdom) en leden dood verklaren:
-
“Doch gij hebt enkele personen te Sardis, die hun klederen niet hebben
bezoedeld, en zij zullen met mij in witte klederen wandelen, omdat zij het
waardig zijn”.
Het bevel van de Here om te gedenken hoe zij het
ontvangen hebben, wijst als eerste naar Gods genadige verkiezing. Het is
Gods genade dat men wil en kan horen naar Jezus, die in zijn kruisdood
getuigde van de waarheid van de schuld én het Evangelie van eeuwig leven.
Gods genade maakt door de kruisdood van Jezus eenheid tussen de waarheid en
het leven.
De oproep wakker te worden en na te gaan hoe ze het
ontvangen en gehoord hebben, is een terugkeer naar de Drie-enige God van de
vroege Kerk. Dat hebben de Reformatoren gedaan. De woorden om te versterken
die dreigde te sterven, was eerst van toepassing op een man als Luther in
zijn existentiële angst. Want toen hij geen rust kreeg over zijn zonden in
het doen van goede werken, vond hij door Gods genade de weg tot behoud door
het verzoenende bloed van Jezus Christus.
Het bevel van de Here om het overige te versterken, dat
dreigde te sterven, betekent bij toepassing, voeg u bij mensen als Luther,
die in Jezus naam als een bedelaar tot God ging: Want aan bekering gaat
angstig worden vooraf, met een existentiële angst door de zonde. En Luther
is ontkomen aan zijn existentiële angst, door het geloof in de Drie-enige
God.
In zijn manier van vinden van de “Christus” werd de weg, de waarheid en het
leven opnieuw gevonden en hersteld.
De woorden in deze brief, “doch gij hebt enkele
persoonlijkheden te Sardis, die hun klederen niet hebben bezoedeld”,
moet dus letterlijk toegepast worden op de Reformatoren, Luther, Zwingli en
Calvijn. Deze persoonlijkheden hebben de weg van het heil van de vroege Kerk
hersteld door Gods genadige verkiezing voorop te stellen. Daardoor onthullen
zij tevens dat wij ons met de brief aan de engel van Sardis in de tijd van
de Reformatie bevinden. Ook al blijft het gevaar dat men de eenheid van de
waarheid en het leven in de heilsweg kwijtraakt.
Want nu de woorden “Wie overwint”, midden in de
brief staan evenals in de vorige, betekent dat het verzet tegen de waarheid
vanuit de Kerk tot de wederkomst een gevaar blijft. Vooral in een
democratische rechtstaat met de rechten van de mens in het vaandel is het
moeilijk vol te houden, dat de mens verloren is door de zonde en schuld
(waarheid). En dat de mens door de zondeval zichzelf beroofd heeft van zijn
wil om God te zoeken en zijn heil te vinden.
-
“Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn
naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam
belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen”.
Ook is er gevaar Gods soevereiniteit in de verkiezing
te overschatten, door Gods Woord en de Geest onbekwaam te verklaren, alsof
horen van de waarheid én het leven niet genoegzaam is en leidt tot geloof en
bekering.
Zoals de Geest zonder Gods Woord de geestelijk dode mens niet tot leven
wekt, evenmin zal iemand zonder navolging van Jezus Gods Woord kennen, noch
verlangen naar zijn komst.
De blijvende ban over Luther, het Concilie van Trente
als antwoord op de Reformatie en de vervolgingen door de Kerk, tonen
blijvend verzet tegen de leer van de Reformatoren. Vooral nu in deze brief
kennis van de tekenen der tijden verbonden wordt met inzicht in de
wederkomst. Want wie niet wakker is en het inzicht in de eigen schuld en
verlorenheid verwerpt, alvorens Jezus om genade te smeken, zal geen idee
hebben van de wederkomst. Oftewel, wie de weg en de waarheid en het leven
niet ervaart, zal ook geen kennis hebben van de wederkomst.
Het volgen van Jezus als Heiland en Here geeft inzicht
in de komst van zijn Rijk. Doch zonder geloof in Hem als de weg de waarheid
en het leven, komt Hij als een dief in de nacht. Doch wie wakker is en zijn
schuld en verlorenheid kent en Gods genade ervaren mag door Jezus Christus,
herkent ook de geestelijke lauwheid in de Kerk als teken van de eindtijd.
De brief aan Sardis garandeert, dat serieuze gelovigen
die geloven in de Drie-enige God, behalve de tekenen ook de tijd van de
wederkomst zullen kennen. Dit geldt dus de gelovigen, die door Gods genade
hun schuld als de waarheid kennen en nochtans geloven in het leven, door
Jezus telkens te bidden om vergeving van hun zonden.
Zonder blijvend zicht op Gods werk bij het ontvangen en horen van de
waarheid van de schuld verdwijnt de bedelaarshouding, maar ook het zicht op
de wederkomst van Jezus. Wakker worden en bewaren heeft dus grote gevolgen
voor tijd en eeuwigheid beide.
-
“Indien gij dan niet wakker wordt zal Ik komen als een dief, en gij zult
niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen”.
NAAR BOVEN